Ik begrijp het even niet meer, het is plots stil. Alsof de wereld niet meer draait. Alsof de trillingen in mijn oorschelp de zenuwen niet bereiken. Het is er erg stil. Het is wel vredig stil, het geeft me rust. De rust waar ik naar verlang. Ik kijk om me heen , en zie mijn huiskamer.
De warme zonnestralen schijnen dwars door mijn dichte gordijnen heen en één plek in de woonkamer is fel opgelicht. Onder dat licht zie ik iemand liggen. Hij houdt een foto in zijn hand stevig vast. Ik krijg het niet uit zijn handen. Er komt schuim uit zijn mond en zie nog steeds dat zijn ogen tranen. Bewegen doet hij niet. Ik probeer hem om te draaien. Wil weten wat hem mankeert, wil weten wat hij doet in mijn huiskamer. Ik ben even de weg kwijt. Waarom ligt er iemand in mijn woonkamer en waarom is het er zo stil. Oh mijn God! Dat ben ik. Ik lig moederziel alleen op de koude vloer. Wat is dit? vraag ik hem, of eigenlijk mij. Geen reactie. Sta op lul, sta op! Ik voel dat mijn ziel mijn lichaam wilt verlaten. Niet op deze manier, niet na alle obstakels welke wij hebben overwonnen, sta op klootzak!
Ik probeer hem op te tillen, maar zijn lichaam voelt zwaar en levenloos aan. Weet niet wat er gebeurd, maar opeens lig ik nu zelf op de vloer. Ja beetje verwarrend allemaal, maar mijn andere ik die er eerst lag, daar lig ik nu op, of in. Weet het niet meer. Ik hoor mijzelf snakken naar adem. Ik haal heel zwaar adem. Ik sta op en voel me erg lichtvoetig. Alsof ik op wolken loop. Ik realiseer me dat mijn zoon mij roept. "Sta op papa, sta op!" Zijn stem word luider en luider. Maar de warme stralen van het licht voelt heerlijk aan op mijn gezicht, dus loop ik de tuin in om onder het licht te gaan staan. Alsof ik getrokken word naar een felle zonlicht. De zon draait van me weg, en ik achtervolg hem. Ik loop via mijn tuin, zo de tuin van de buren in. Hoor opeens heel veel geluid. De stilte is verbroken. En plots sta ik in de tuin van Daan, mijn lieve buurvrouw voor wie ik wekelijks Turks kook. Ik voel me erg gedesoriënteerd. Kijk naar de hemel en zie dat het erg bewolkt is. En het was net zo zonnig toch? Ik kijk de woonkamer van mijn buren in, en zie dat er het licht wat wederom mijn aandacht trekt. Ik loop de woonkamer binnen, en loop naar het licht. “Buurman wat ben je gek aan het doen?”, roept Daan mijn buurvrouw. "Ik ben dood Daan, wat doe jij hier ik ben dood!"; roep ik. Ik heb zojuist zelfmoord gepleegd Daan, ik ben dood. Ze huilt en roept wat heb je gedaan. Ik vraag of ze mij een knuffel wilt geven maar ze is bang voor me en zegt dat ik er eng uit zie. Je hebt schuim op je mond en loopt blauw aan zegt ze. Op de achtergrond hoor ik haar kinderen huilen en iedereen is in paniek. Begrijp er zelf niets meer van. Ik heb het nu erg koud. Ik krijg een black-out en als ik even later mijn ogen open, zie ik dat de huiskamer vol staat met politie agenten. Er staat een hele knappe agent tegen mij in te praten. Ik vraag hem waarom ze mij altijd zonder aanleiding aanhouden, waarom ze mij, mijn mooie auto niet gunnen. De agent vertelt mij dat hij alleen boeven aanhoudt. Ik vertel hem dat als hij iemand lang genoeg voor een boef uitmaakt, dat die persoon vanzelf een boef gaat worden. De agent geeft mij gelijk en maakt zijn excuses. Ik denk Yes! 1- 0 voor mij, een gevoel van euforie raast door mijn koude lijf. Er gebeuren veel dingen om me heen. Telefoontjes aan en af, mijn buurvrouw huilt en de hulpverleners lopen af en aan. Het gaat mij allemaal te snel.
Ik hoor nu allerlei piepjes en metertjes rinkelen. Er steken allerlei slangen uit mijn borst en armen. Ze prikken een grote naald rechtstreeks in mijn borst, maar het doet geen pijn. Ik voel dat kreng zitten, maar is niet pijnlijk. "Meneer , wilt u nu even rustig doen, meneer ik ben hier!" Hoor ik. Ik vraag of ze mij willen begraven met de foto van mijn kind en van mijn vrouw. “We gaan je niet begraven, u blijft in leven daar gaan we voor zorgen!”, hoor ik een ambulance meneer zeggen. Op dat moment hoor ik zijn collega door de portofoon doorgeven dat mijn toestand zorgwekkend is. Ik kijk de ambulance meneer aan en zeg dat het niet erg is dat ik dood ga maar dat hij niet moet liegen. Hij pakt mijn hand vast en vertelt mij dat er een inderdaad een kans is dat het te laat is, maar dat hij voorlopig er alles aan gaat doen om mij in het leven te houden. Ik vertel hem dat hij mij moet laten gaan en ik vertel hem over het licht wat ik zie. Vergeet het licht, kijk in mijn ogen zegt de ambulance broeder. Hij tilt mijn hoofd op en zet het op zijn schoot.
Mijn lieve buurvrouw is niet te troosten. Oh mijn God wat heb ik haar aangedaan denk ik. Ik hoor haar aan de agenten vertellen hoe lief ik wel niet ben voor iedereen en haar gezin. Dat ze nooit heeft geweten dat ik zo ongelukkig was en dat ik nog een maand geleden op de verjaardag van haar dochter als politie agent hebt opgetreden. Ik moet nu lachen, ja dat was namelijk erg leuk. Doet me goed om te horen, dat er tenminste één persoon mij lief vind. Ik roep een ambulance broeder bij me en vraag hem of hij op Daan, mijn lieve buurvrouw wilt letten. “Denk nu aan jezelf, help nu u zelf meneer ”, hoor ik hem mij met luide stem mij toespreken. Nu zie ik de ambulance broeders ook panieken. Zo rustig en kalm dat ze waren, zo paniekerig zijn ze nu. Ik voel dat er iets mis is. Of ik ben nu eindelijk echt dood of ik ben dood aan het gaan? Ze maken nu opeens heel veel haast. Ik lig op de brancard en ze haasten me naar de ambulance. Ik zwaai nog naar mijn buren en geef ze een kus hand. Alsof ik op reis ga. In principe was dat wel de bedoeling. Op reis gaan. Ergens waar niemand mij nog pijn kan doen, ergens waar niemand mijn goede bedoelingen in twijfel kan trekken, ergens waar men mij de liefde kan geven waar ik naar snak, ergens waar Kristel mij niet meer pijn kan doen met haar gemanipuleer en ontrouw. Ik zeg vaarwel. De hele buurt staat buiten te kijken. Ik hoor de buurvrouw van de overkant roepen. Hou vol mooie vent, ze is het niet waard. Oh mijn God, iedereen weet wat ik hebt gedaan, wat erg voor Kristel denk ik.
De liefde van mijn zoon heeft me bij het licht vandaan getrokken. Ik weet niet hoe, maar mijn zoontje was bij me. Ik hoorde zijn mooie stem.
Sommigen noemen het een bijna dood ervaring. Ik ben dood geweest en kreeg een tweede kans. Niks bijna, ik was echt dood, ik zag het zelf met mijn eigen ogen. Het deed me echt pijn om mijzelf zo te zien liggen. Maar zelfs de dood wilde mij niet bij zich hebben, oh wat voel ik me alleen, wat voel ik me verlaten. En dit na al die jaren van geven en geven aan anderen. Waar verdien ik dit aan?
Na twee dagen op de IC is mijn toestand stabiel en ik zie veel mensen om me heen, maar niet Kristel. Ik hoor wel haar stem op de gang. Ik schreeuw en smeek om haar. Kom mij alsjeblieft een knuffel geven, meer wil ik niet, maar één knuffel. Ze kijkt vanaf de deur opening en roept dat ze dit niet trekt en dat ze erg boos is op me, en loopt weg. Ze laat me achter in de koude IC kamer en hoor het geklapper van haar hakken langzaam vervagen. De zuster pakt mijn hand vast en vertelt me dat ze mij bijzonder vindt. Ik wil niet bijzonder zijn zuster, ik wil een knuffel van haar, is dat na bijna negen jaar teveel gevraagd? Ze veegt mijn traan weg en zegt, "STOP!". Je laat mij straks ook huilen en dat wil je toch niet? Zegt ze met een zacht stemmetje. Nee zuster, ik wil u niet laten huilen, zal ik nu een mop vertellen? Er komt een knappe kale man op de IC. Ik ben nog niet klaar of ze begint te lachen. Ik ben blij, heb een glimlach op het gezicht van de zuster weten te toveren. Zij lacht en maar mijn hartje huilt nog steeds.
Op 12 oktober 2009 is een deel van mij heen gegaan. Ik zal nooit meer dezelfde zijn, dat realiseer ik me nu. Zelfs de dood wilde mij niet. Ik moet het nu doen met wat er van me is overgebleven. Hoe nu verder weet ik nog niet. Eén ding weet ik wel. Een deel van me is gestorven. Iedere dag is een geworstel. Rij dagelijks huilend naar mijn werk en zet mijn masker op. Niemand ziet het verdriet en de wanhoop in me. Eenmaal thuis, kruip ik in het bedje van mijn zoon en huil ik mijzelf in slaap. Iedere nacht heb ik weer dezelfde nachtmerrie. Dat ik eigenlijk al dood ben en dit alles droom is. En dat beangstigt mij. Ik wil eigenlijk niet dood zijn. Ik wil een arm om me heen, meer niet. Ik wil iemand die mij lief heeft, iemand die mijn aanwezigheid weet te waarderen. Is dat echt zo’n zware opgave, ben ik echt de enige in de wereld die een ander lief kan hebben? Dan wil ik geen onderdeel van deze wereld zijn. Ik wil nu echt dood!
Let op: Zelfmoord.nl en Stichting LeefMee zijn geen onderdeel van Stichting 113 Zelfmoordpreventie. Wij verwijzen slechts naar hun website.
113 Zelfmoordpreventie is een Nederlandse stichting die zich richt op het voorkomen van zelfmoord. De stichting is 24 uur per dag bereikbaar voor suïcidale mensen met een hulpvraag, een verzoek om informatie of een luisterend oor. Mensen kunnen telefonisch contact zoeken vanuit Nederland op 113. Hulp wordt ook geboden per e-mail of chat, desgewenst volledig anoniem.